Het gevaar van duidelijke taal

“Verschuil je niet achter smoesjes! Zeg gewoon waar ’t op staat!” Het zijn kreten die tegenwoordig diep in onze onderbuik resoneren. Overal horen we die roep om ‘duidelijke taal’: in de politiek, maar ook in de marketing en communicatie. De mantra klinkt zó aantrekkelijk dat we de schaduwzijde over het hoofd zien. O, is die er dan?

Ook al wordt er meer dan ooit geklaagd over de inspraak en zeggenschap die we als burger en consument hebben, we leven feitelijk in een tijdperk van ultrademocratie. Ik vertel niets nieuws als ik beweer dat de gelijktijdige opkomst van populistische partijen en Web 2.0 mensen een stem heeft gegeven die voorheen nooit in het openbaar werd gehoord. Alleen op verjaardagen en vrijdagmiddagborrels werd je ermee lastiggevallen: de gratuite mening.

In tien jaar tijd is dat omgeslagen. Tegenwoordig zet de gratuite mening links en rechts de toon. In de kiezersmarkt, de consumentenmarkt en ook de zakelijke markt. De partijen in die markten schromen er vervolgens niet voor om daar marktaandeel mee te veroveren.

Niet te lang, niet te moeilijk
Een herkenbaar facet van gratuite, niet door valide argumenten onderbouwde meningen is de taal waarin ze worden geformuleerd. Die is duidelijk. Die moet duidelijk zijn. Via duidelijke taal kunnen dingen ‘eindelijk eens worden gezegd’, kun je ‘zeggen waar het op staat’, kun je ‘recht door zee’ zijn.

‘Duidelijk’ lijkt zo’n duidelijk begrip, maar wat bedoelen we er eigenlijk mee? Daar komen we het snelste achter door te kijken naar wat onduidelijk wordt gevonden. Dat wordt geen lange zoektocht, want de gratuite mening heeft snel een oordeel klaar over onduidelijkheid. Kijk maar naar de kwalificaties die de reaguurder overheeft voor uitspraken die hem niet welgezind zijn. Die ‘draaien eromheen’, ‘emmeren eindeloos door’ en zijn bedacht door mensen die ‘nooit met hun poten in de modder hebben gestaan’. Het zijn ‘kletspraatjes’. Ze verzanden in ‘oeverloos geblabla’ dat we ‘niet willen horen’.

De wezenskenmerken van ‘onduidelijkheid’ zijn kortom: te veel mitsen en maren, te lang van stof (door al die mitsen en maren natuurlijk) en te moeilijk. Duidelijke taal is daar het tegenovergestelde van: een korte tekst zonder inhoudelijke nuance. Sterker nog: steeds vaker hoor je communicatie-experts beweren dat een verhaal nooit een goed verhaal kan zijn als het niet in twee woorden is uit te leggen.

Anders gezegd: mensen smachten vooral naar uitspraken die de wereld verdeelt in zwart en wit, goed en fout, wij en zij. Ze willen geen duidelijke taal, maar een begrijpelijke wereld. Terwijl de wereld meestal een stuk moeilijker in elkaar zit dan we zouden willen.

‘Duidelijkheid’ werkt verhullend en is contraproductief
Dat is het gevaar van duidelijke taal. De definitie ervan valt al gauw samen met die van de soundbite: een lekker bekkende simplificatie die maar de helft van het verhaal vertelt. Het resultaat is een kreet die valse verwachtingen schept en daarmee juist verhullend werkt. De andere helft van het verhaal blijft buiten beeld omdat mensen liever alleen die ene helft horen.

Maar als de samenleving minder maakbaar blijkt en de beloften niet uitkomen, wat dan? Dan wordt de teleurstelling alleen maar groter. De schuld wordt echter zelden bij de Jip-en-Janneketaal gelegd, en dat terwijl juist die schijnbare duidelijkheid de werkelijkheid geweld heeft aangedaan. In hun teleurstelling over de feitelijke resultaten roepen mensen vervolgens nóg harder om nóg duidelijkere taal. Het is de inzet van een negatieve communicatiespiraal.

Als mensen roepen om duidelijke taal, tappen ze uit hetzelfde vaatje als wanneer ze hunkeren naar authenticiteit. Ons hedendaags verlangen naar ‘echtheid’ is zo sterk dat juist de beste acteurs ervan profiteren. Wie authenticiteit het beste kan spelen, komt echter over dan iemand die zichzelf is, zo betoogt filosoof Maarten Doorman in zijn nieuwste boek Rousseau en ik.

Vooral iemand die duidelijke taal spreekt, vinden we authentiek. Wie in plaats daarvan eerst even nadenkt over wat hij zegt, is een intellectueel en daarmee bij voorbaat verdacht. Intellectuelen kunnen niet authentiek zijn, want hun bedachtzaamheid kan nooit spontaan (en dus ‘echt’) zijn. Maar ook hier volgt de onvermijdelijke teleurstelling: als hun verhaal toch niet helemaal blijkt te kloppen, verliezen ‘authentieke’ mensen na verloop van tijd vanzelf hun glans.

De vlag die de lading dekt
Wat zegt dat over de manier waarop organisaties communiceren met consumenten en andere organisaties? Ook in de zakelijke communicatie geldt tegenwoordig de mantra kort, korter, kortst. Ook daar scheppen oneliners verwachtingen die lang niet elke organisatie kan waarmaken. Want hoe maakbaar is je heldere boodschap eigenlijk? Zijn je producten en diensten echt zo eenvoudig aan te prijzen?

Natuurlijk is het zaak om je organisatie zo simpel mogelijk in te richten. En natuurlijk trek je mensen het snelste over de streep met een helder idee. Maar gebruik je daar duidelijke taal voor? Of is je taal vooral ‘duidelijk’?

Laten we met duidelijke taal weer bedoelen wat de woorden betekenen: heldere, begrijpelijke zinnen, die de lading volledig dekken. Zonder verbloemend jargon, zonder afstandelijkheid. Maar wel met de inhoudelijke nuance waar de werkelijkheid soms om vraagt. Het kán. Als we maar afstappen van een paar dogma’s die tekstschrijvers bijna dwingen om de waarheid geweld aan te doen.

Laten we kortom weer eerlijk communiceren. Dan is dát de bijdrage van de tekstschrijver aan de duurzame samenleving.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.